Tips om de omgang met iemand met een visuele beperking prettiger te maken voor beide partijen:

  • Spreek in gezelschap mensen bij naam aan, zodat duidelijk is wie je aanspreekt. 
    Wit vlak
  • Vertel vooraf wat je gaat doen en raak iemand niet zomaar aan. 
    Wit vlak
  • Vraag eerst of je kunt helpen en hoe je kunt helpen. Is hulp niet gewenst, dring dan niet aan. 
    Wit vlak
  • Noem bij de begroeting eventueel je naam, ook al ken je elkaar al. Bijvoorbeeld als iemand je langere tijd niet ontmoet heeft, of in een rumoerige omgeving. 
    Wit vlak
  • Geef desgewenst informatie over de ruimte en vertel welke mensen (en dieren) er zijn. 
    Wit vlak
  • Woorden als ‘zien’ en ‘kijken’ kun je gerust gebruiken. Blinden en slechtzienden gebruiken deze woorden ook. 
    Wit vlak
  • Een knikje of glimlach wordt niet gezien, reageer daarom met woorden of geluid (lachen). 
    Wit vlak
  • Als je vertrekt, is het handig dit te vertellen, anders blijft iemand doorpraten. 
    Wit vlak
  • De voorkeur van begeleiding verschilt per persoon. Zo kan iemand zijn hand op je elleboog leggen of liever willen dat je je arm inhaakt. Het verdient aanbeveling dat de begeleider voorop loopt en iemand met een visuele beperking volgt. Dan voelt diegene aan je wat er gebeurt (op- of afstapje, bocht). 
    Wit vlak
  • Om iets aan te ‘wijzen’ kun je de persoon bewust maken van zijn positie: “De koekjes staan rechts van je.” 
    Wit vlak
  • Heldere aanwijzingen zijn belangrijk. Gebruik daarom geen woorden als hier, daar, dit, verderop, etc. 
    Wit vlak
  • Om een blinde of slechtziende te helpen bij het zitten, kun je de hand van de persoon op de stoelleuning leggen.  
    Wit vlak
  • Duidelijke aanwijzingen zijn belangrijk: “Twee stappen verderop staat een paaltje.”

Bron: Kennisplein gehandicaptensector