- Sta open voor de ander en kijk hoe je het beste contact kunt maken.
- Noem iemand's naam. Stel jezelf voor en vertel wat je komt doen. Een naambordje kan helpen. Iemand met dementie herkent jou mogelijk niet.
- Wees geduldig en sta niet meteen met een oordeel klaar. Kijk (en luister!) naar de mens achter de ziekte.
- Beelden zijn herkenbaarder dan woorden voor iemand met dementie. En beelden van vroeger zijn beter herkenbaar dan beelden van nu. Verzamel foto's van vroeger en bekijk die samen.
- Iemand met dementie heeft op een dag regelmatig een rustmoment nodig om even tot rust te komen en prikkels en informatie te verwerken.
- Ga samen bewegen. Kijk wat degene met dementie het prettigst vindt. Is fietsen of wandelen te inspannend? Misschien kunnen jullie samen tuinieren of even de hond uitlaten.
- Laat iemand met dementie dingen ruiken of aanraken als je het ergens over hebt. Dan begrijpt hij of zij beter wat je bedoelt.
- Trek de aandacht wanneer je iets wilt zeggen. Maak oogcontact en leg voorzichtig even je hand op de arm van de persoon met dementie. Maak geen onverwachte of snelle bewegingen.
- Praat in korte zinnen. Gebruik in elke zin maar één boodschap. En wacht even totdat je reactie krijgt.
- Een kalender en een klok op kunnen duidelijkheid scheppen. Stimuleer iemand met dementie om klok te kijken en gebeurtenissen af te strepen op de kalender zodra ze hebben plaatsgevonden.
- Probeer niet te veel te corrigeren of tegen te spreken. Zo leg je de nadruk op wat iemand met dementie niet meer weet of kan.
- Praat niet te hard en ook niet te snel. Ga ook zeker niet fluisteren. Zorg dat je rustig praat en goed te verstaan bent.
- Gedraag je niet vrolijker dan je je voelt. Iemand met dementie merkt meteen dat je niet echt vrolijk bent.
- Vraag niet teveel van iemand met dementie. Laat hem of haar bijvoorbeeld niet de namen van de kleinkinderen opnoemen. Bekijk wat er nog lukt en wat niet meer.
Bron: Samendementievriendelijk.nl